’We zitten op een goudmijn met onze stadsbomen’

    Met behulp van de VHG is er aan de TU Delft een Research Fellowship Urban Forestry gecreëerd. Universitair Hoofddocent Landschapsarchitectuur René van der Velde gaat zich in de komende drie jaar bezighouden met de bomen en bossen in steden. In een interview met Tuin en Landschap legt hij uit wat hij wil gaan doen.

    Gefeliciteerd met uw benoeming. Wat houdt een Research Fellowship precies in?
    „Research Fellow is een term die veelal wordt gebruikt voor iemand die zich net na zijn promotie met een bepaald onderzoeksveld bezig houdt. Vaak gaat het, zoals nu ook, om een actueel onderwerp. De VHG wil graag meer aandacht voor bomen in de stad en heeft met de TU Delft deze constructie afgesproken. Ongeveer driekwart van de kosten wordt gedragen door de VHG, de rest door de universiteit. Urban forestry gaat over alle groen, of in ieder geval alle bomen, in de stad.”

    Waarom is deze fellowship juist nu nodig?
    „Er zijn momenteel verschillende grote veranderingen gaande waarin groen een hoofdrol speelt. Klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande hitte, droogte en neerslag is een hele urgente factor. Nederland staat op een kantelpunt van massale aanschaf van airconditioning, dat kost enorm veel energie en het zou schelen als we met bomen de stad een beetje koeler kunnen houden.
    Maar er zijn ook minder ’hot’ onderwerpen die onderzoek naar de relatie bomen/groen en steden relevant maken. Neem gezondheid bijvoorbeeld. Een groot deel van de overheidsbegroting gaat op aan stijgende zorgkosten en een miniem percentage daarvan aan groen, terwijl de investeringen in groen zich terugbetalen in mentale en fysieke gezondheid. We moeten daarom breder kijken naar de waarden en baten van groen.
    Anderzijds komen bomen en groen meer en meer in de knel, willen we de steden verdichten en doen zich allerlei andere ruimteclaims voor. De grote woningbouwoperatie die ons wacht, moet ook in het licht worden gezien van de groenopgave.
    Grootschalige transformatie van de steden is dus aan de orde, en groen neemt door deze ontwikkelingen een veel voornamere plaats in dan voorheen. Daarbij moeten we de komende 20-30 jaar ook nadenken over de mobiliteitstransitie. Er komt minder autoverkeer, slimme auto’s zullen minder ruimte op de weg innemen en er zijn minder rijstroken nodig. De openbare ruimte moet grotendeels opnieuw worden ingericht daardoor komt er meer ruimte voor groen.
    In het verleden werd groen vaak een beetje als een ’feel good issue’ gezien, iets wat je erbij deed omdat het leuk was. Groen is natuurlijk ook traditioneel een sluitpost op de begroting. Nog steeds zie je dat er enorme bedragen omgaan in grijze infrastructuur en maar een fractie daarvan in groene infrastructuur. Dat is onbegrijpelijk en onverstandig. Nu zie je dat groen veel belangrijker wordt gevonden. Nu willen we eerst en vooral groen.”

    Welke rol speelt de landschapsarchitectuur hierin?
    „Urban forestry raakt aan veel vakgebieden. De blauw-groene infrastructuur en ecosysteemdiensten hebben op allerlei fronten effect. Je hebt te maken met onder meer sociaal-ruimtelijke, klimatologische, stedenbouwkundige en historische aspecten. Bovendien moet je alles bekijken op verschillende schaalniveaus: de straat, de buurt, de stad.
    Vanuit de landschapsarchitectuur kun je met een soort ’helikopterview’ door al die lagen heen proberen te kijken. Je hebt een soort disciplinaire lens nodig en die biedt de landschapsarchitectuur.”

    Hoe gaat uw fellowship daaraan bijdragen?
    „De fellowship is bedoeld om aandacht te geven aan en te krijgen voor bomen in de stad in brede zin. We weten al veel over boomsoorten en hun eigenschappen, maar op het gebied van bomen en stedenbouw, en bomen in relatie tot stedelijke ruimtes, weten we minder.
    Eigenlijk moeten we goed kijken naar wat ik noem de syntax of bomentaal van de stad. We moeten de bomentaal van de steden ontrafelen. Wat is de geschiedenis? Welke soorten worden gebruikt? Wat zijn de toegepaste praktijken? Welke patronen zijn er te vinden? Welke specifieke objecten zijn er in een stad en wat zijn daarbij de verhalen?
    Als we die bomentaal van de stad beter doorgronden, dan kunnen we bepalen wat we willen behouden en hoe we de bomenstad kunnen transformeren. Om te doorzien hoe bepaalde keuzes op verschillende schaalniveaus uitpakken, hebben we wel kennis nodig. We gaan daarom eerst inventariseren wat er al is aan kennis, en vervolgens de hiaten met onderzoek vullen.
    Daarna moeten we het geheel als een soort Rubik’s kubus oplossen, door aan verschillende elementen te draaien en te kijken wat er gebeurt. Zo kunnen we principes formuleren voor bepaalde soorten situaties.”

    Wat wilt u over drie jaar bereikt hebben?
    „Zoals gezegd gaan we eerst in kaart brengen wat er is aan kennis over de syntax en waar nodig die kennis aanvullen. Dat moet leiden tot een soort bundel in 2019. Vervolgens wil ik de komende jaren in de zomer een kennisconferentie organiseren. Het boekwerk moet ieder jaar groeien en beter worden. Vanuit de inhoud kunnen we dan ook weer aandacht aanwakkeren. Daar speelt de VHG een belangrijke rol in.
    We kennen allemaal het boek ’Stadsbomen, van Acer tot Zelkova’. Het zou mooi zijn als we een boek ’Bomenstad, van Aalsmeer tot Zwijndrecht’ kunnen maken, dat gaat over de bomentaal van steden, urban forestry 1.0. Daar vanuit zijn allerlei spin-offs denkbaar zoals een handboek urban forestry en een atlas urban forestry.
    Daarnaast berekeningen en nieuwe modellen waarin de syntax wordt gecombineerd met opgaves voor microklimaat, waterbeheer, vervuiling en biodiversiteit. Dat zou ik urban forestry 2.0 willen noemen.
    Na drie jaar zou ook een soort convenant over het belang van bomen en groen in de stad moeten komen, met een doorkijk naar behoud en ontwikkeling hiervan. We willen dat lokale-, provinciale- en rijksoverheden zich daaraan committeren. Zo kan men geld en acties doelgerichter inzetten.”

    Wat vindt u tot slot van het huidige urban forest in de Nederlandse steden?
    „We zitten in Nederland op een goudmijn. De steden zijn heel bomenrijk en de urban forests zijn veerkrachtig. De afgelopen zomer hebben een extreme weersituatie meegemaakt die laat zien waar we ons op moeten voorbereiden. Dat was een hele goede testcase en over het algemeen hebben de stadsbomen dat goed doorstaan. Met het DNA van de Nederlandse urban forests zit het dus voorlopig wel goed.” <

    Dit artikel verder lezen?

    Nog geen abonnee?

    Direct registreren

    Uw voordelen

    • Het betrouwbare vakblad tien keer per jaar bij u op de deurmat
    • Vakinformatie over alle facetten van de bloemendetailhandel, de bedrijfsvoering, productpresentatie, verkoop en personeelsbeleid
    • Toegang tot online besloten artikelen en data
    • Exclusieve toegang tot digitale vakbladen database
    guest
    0 Reacties
    Inline feedbacks
    Bekijk alle reacties