De vraag

    Wat doe je als je er niet meer achter staat? Voor een middelbare school heb ik een plan gemaakt voor een patio. Na maanden overleg staat het programma als een paal boven water: een vlak van grind met tien boompjes erin, als tegenhanger voor een bestaand prachtig kunstwerk. Duidelijker kan het niet.. toch?

    Tien bomen in een kleine patio, dat is natuurlijk vragen om narigheid. Maar daar had ik wat op gevonden. Gleditsia tr. Elegantissima, die met een beetje snoei klein en open blijft. Mooi transparant, wat wil je nog meer? Het DO werd goedgekeurd, de tuin aanbesteed en de hovenier kon aan de slag.

    „Wanneer kan ik de bomen zien?” vraagt de directeur van de scholengemeenschap me in een onbewaakt ogenblik. Even weet ik niets te zeggen. En zo sta ik met twee directieleden en de hovenier bij Greenlink in Boskoop. Met kordate stap loop ik naar het rijtje Gleditsia. Het is niet de juiste Gleditsia en de maat klopt ook niet helemaal, maar met een beetje voorstellingsvermogen en overredingskracht moet het lukken, denk ik.

    De directeur, die zelf ook een tuin heeft, weet niet wat hij ziet. Als Sjakie in de chocoladefabriek kijkt hij zijn ogen uit. Alle bomen vindt-ie even mooi en de een na de ander schrijft hij op in zijn notitieboekje. Voordat hij bij de G van Gleditsia is heeft hij al twintig namen genoteerd.

    De Gleditsia kent hij wel. Hij heeft hem ook in zijn tuin staan. „Wordt die niet te groot?” vraagt hij met een afkeurende blik. Ik schiet gelijk in het defensief. Wat kan ik anders. Ik verhaal over ijlheid, elegantie en beheersbaarheid. Maar de teerling is geworpen.

    En nu, na maanden soebatten, vergaderen en mailtjes over en weer, prijken er nog vier namen in het notitieboekje. Van Ginkgo tot Acer Globosum. Wat moet ik doen? Meebewegen? Met het risico dat straks iedereen zich afvraagt wie in godsnaam al die bomen bedacht heeft? Wat denkt u?