Het mbo moet met opleidingen sneller kunnen inspelen op opkomende beroepen. Het kabinet heeft ingestemd met een experimentregeling van minister Bussemaker van Onderwijs waardoor scholen samen met het bedrijfsleven op regionaal niveau nieuwe opleidingen kunnen ontwikkelen.
Het kabinet wil hiermee scholen en bedrijven de mogelijkheid bieden om gerichter in te spelen op actuele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Wat een mbo-student aan het einde van een opleiding moet kennen en kunnen staat in een kwalificatiedossier. Deze dossiers worden landelijk ontwikkeld door het bedrijfsleven en een vertegenwoordiging van onderwijsinstellingen.
Op basis van deze kwalificatiedossiers ontwikkelen mbo-instellingen hun eigen onderwijsprogramma’s. Veel toekomstige beroepen liggen op het grensvlak tussen verschillende sectoren. Zo heeft de landbouwsector steeds meer behoefte aan goed opgeleide werknemers met kennis van zaken op het gebied van robotisering, inzet van drones, sensortechnologie, precisielandbouw en het gebruik van gps.
Meer ruimte
In het experiment krijgt nu voor het eerst een onderwijsinstelling de mogelijkheid om samen met het bedrijfsleven zelf een kwalificatie samen te stellen en op basis hiervan het onderwijs vorm te geven. Het kabinet wil hiermee meer ruimte geven aan scholen en het (regionale) bedrijfsleven om actuele ontwikkelingen sneller een plek in het onderwijs te geven.
Het initiatief is een aanvulling op de eerdere herziening van de kwalificatiestructuur in het mbo en de introductie van keuzedelen. Hiermee kan de student zijn vakmanschap verbreden of verdiepen. Het kabinet wil met deze maatregelen mbo’ers opleiden voor de beroepen van de toekomst waardoor ze beter beslagen ten ijs komen op hun werkplek van morgen.