Lage wintersterfte honingbijen zonder eenduidige oorzaak

Met 6,5% was de sterfte onder honingbijen in Nederland afgelopen winter zeer laag. Er was geen eenduidige oorzaak voor de sterfte. Dat schrijft het Naturalis Biodiversity Centre uit Leiden.

Het Honingbijen surveillance programma onderzoekt de oorzaak van de wintersterfte en specifiek de rol van de imker, ziekten en plagen, chemische middelen, stuifmeelbronnen en het landschap waarin de bijen vliegen.

Volken worden bemonsterd in het voorjaar en najaar. Na de winter worden dan van een selectie dode en levende volken alle factoren geanalyseerd, zodat er verbanden tussen de factoren en sterfte of overleving gevonden kunnen worden.

Oorzaken
De onderzoekers vonden een aantal aanwijzingen die de lage wintersterfte kunnen verklaren:

-Bijenvolken overleven beter als de varroa-infectie laag is, en dat was het geval in de meeste bijenvolken die de onderzoekers bemonsterd hebben in 2015.

-Neonicotinoiden en andere chemische residuen hadden geen relatie met wintersterfte van de bijenvolken.

-Volken waarin het opgeslagen stuifmeel voor een groot deel bestond uit klaverstuifmeel hadden een iets lagere overleving dan de andere volken. Klaversoorten zijn zeer goede voedselbronnen voor bijen en klaverbloemen worden zeer veel bezocht. Dit moet nog beter onderzocht worden.

-Het landschap rond de bijenvolken is van belang voor de overleving. Zeer diverse landschappen met versplinterd landgebruik hadden een licht negatief effect op de overleving van het volk.

Goede bestrijding van varroa is een belangrijke voorwaarde voor de overleving van honingbijenvolken.