De hovenier had het druk. Sinds de storm van 25 juli bleef de telefoon rinkelen. Deze ochtend was de hovenier op weg om een oude vleugelnoot om te zagen. Maar eerst langs de winkel voor een nieuwe zaagketting. Hij groette Leen, de baliemedewerker, en zocht zijn spulletjes bij elkaar. Geduldig wachtte hij zijn beurt af.
Vóór hem stond een bruin gebrande man in korte broek met tennissokken aan en een grote zonnebril op zijn hoofd. Duidelijk geen hovenier. Hij kwam zijn grasmaaimachine halen. Leen haalde het oude kreng uit de werkplaats.
„Tweeënvijftig vijftig. Bonnetje erbij?” Leen was de kassabon al aan het uitprinten toen de man zenuwachtig zijn zonnebril begon op en af te zetten.
„Tweeënvijftig vijftig! Veel te duur voor zo’n kleine reparatie! Voor dertig euro koop ik een hele nieuwe machine!” De man liet zijn zonnebril overuren maken. De baliemedewerker bleef kalm, hij kende zijn pappenheimers.
„Jullie hadden me moeten bellen!” oreerde de man, hij werd nu echt vervelend. Leen vertrok geen spier.
„Doen we boven de honderd euro meneer. Bellen kost al gauw een kwartier en dan ben je zo weer dertig euro verder.” De hovenier vond dat Leen heel netjes reageerde. Hijzelf had de man allang geschoffeerd. Intussen deed de man er nog een schepje bovenop.
„Voor vijfentwintig euro neem ik hem mee. Hoef jij geen bonnetje uit te schrijven.” Nu werd het ook Leen te gortig. Hij hield even in en keek de man indringend aan.
„Man lazer op, je verdoet mijn tijd!” Dit was de hovenier. Kon zich niet langer inhouden. Even kruiste zijn blik die van Leen. Pretoogjes. De man pulkte verbluft aan zijn bril en voor hij iets uit kon brengen was er weer de rustige stem van de baliemedewerker.
„U betaalt netjes de rekening en anders laat u hem maar staan…” Vloekend verliet de man de winkel. Zonder grasmaaimachine.
„Kan die tenminste nog tennissen.” Dat was Leen. Altijd in voor een droge opmerking.
De hovenier en de baliemedewerker besloten dat het tijd was voor koffie. Het voorval lieten ze rusten. Terwijl ze over koetjes en kalfjes praatten, kwam de man in zijn dikke Volvo het terrein weer op draaien. Zonder blikken of blozen betaalde hij de rekening en nam de oude verroestte kooimaaier mee.
Glimlachend vervolgde de hovenier zijn reis. Hij had weer zijn column.