Koen van Wijk: ’Land van glas, boek voor tuinder, boer, burger en buitenlui’

‘Land van glas’ beschrijft de lotgevallen van drie generaties van de tuindersfamilie Moerman uit Bleiswijk tegen de achtergrond van de twintigste eeuw. Het geeft een indringend beeld van de Nederlandse glastuinbouw. Van het dwingende calvinisme, het pionieren, tot de innovaties in de immer groeiende en veranderende glastuinbouw. Schrijver Koen van Wijk, zelf nazaat van opa Bram Moerman, hoopt met het boek ook lezers buiten de sector te bereiken. Voor boeren en tuinders vindt hij het boek sowieso een must.

In 2004 las Koen van Wijk het boek ’Het zwijgen van Maria Zachea’, waarin journaliste Judith Koelemeijer het twaalf kinderen tellende gezin van haar vader opvoert. Een aantal van haar ooms was verbonden aan het familiebedrijf, een tuincentrum en hoveniersbedrijf. Veel herkenning voor Van Wijk. Hijzelf heeft ook zoveel ooms en tantes, op één na heeft iedereen iets met de glastuinbouw te maken. „Ik zag de rode draad: mijn familie als kapstok van de geschiedenis van de immer boeiende glastuinbouw. Parallellen genoeg. Het idee was geboren.’’

Jarenlang bleef het bij een idee voor een boek. Tot eind 2013. Toen trok Van Wijk de stoute schoenen aan en ging op bezoek bij de enige toen nog levende broer van zijn moeder. Veel gesprekken volgden met familieleden en betrokkenen uit de tuinbouwsector. Het resultaat ’Land van glas’ ziet 3,5 jaar later het daglicht.

Je vervlecht in jouw boek jouw familiegeschiedenis met de geschiedenis van de tuinbouw en de wereldgeschiedenis. Maakt dit het boek uniek?

„Ik vind van wel. Er zijn wel meer boeken over de geschiedenis van de tuinbouw, maar veelal regionaal, vaak in het Westland, georiënteerd. Mijn familie is een exemplarische tuindersfamilie uit te tuinbouwdorp Bleiswijk, maar het gaat niet alleen daarover. Ik heb beoogd de tuinbouwcultuur, -sfeer en –mentaliteit van haastig en zwaar werken in de vorige eeuw weer te geven. Een boek schrijven is complex; je moet structuur houden. Door elk item en tijdvak vanuit die drie geschiedenislagen te beschrijven, heb ik het verhaal in balans weten te houden.”

Heb je je daarmee ook niet beperkt?

„Alle relevante tuinbouwontwikkelingen van de twintigste eeuw staan er in, maar inderdaad enigszins beknopt. Ik heb bewust getracht niet uit de bocht te vliegen, om het boek leesbaar te houden. Ook voor mensen, lezers buiten de sector.”

Wat waren voor jou eyeopeners tijdens het schrijven?

„Dat zijn er meerdere geweest. Mijn ooms waren de eerste telers die het lukte om succesvol tomaten op steenwol te telen. Trek ik het algemener dan verdienen telers veel meer credit voor innovaties. Het is veelal aan hun pionieren te danken dat innovaties zijn geslaagd. Onderzoeksinstituten claimen soms onterecht een groot deel van die successen. En tenslotte maakt het boek duidelijk dat de tuinbouwsector mede groot is geworden door de opkomst van supermarkten. Het is goed dit te beseffen, zeker voor ondernemers die nu zo ageren tegen hun marktmacht.’

Voor wie is het boek het meest interessant: Oost- en Westlanders, glastuinders of groentetelers?

„Allemaal. Het is een must voor elke glastuinbouwprofessional, ook al weet ik dat dit nogal pretentieus klinkt. Denk dat het goed is dat elke glastuinder leest hoe de sector zich heeft ontwikkeld. Voor iedere agrarische ondernemer zal het boek een feest van herkenning zijn. Dat is wat ik ook terug krijg uit reacties op het boek. Maar bovenal heb ik een geschiedenisboek willen schrijven die voor elke lezer leesbaar is die hierin is geïnteresseerd.”

Dus ook de moeite van het lezen waard voor een glassierteler in Aalsmeer?

„Sierteelt komt er bekaaid van af, maar mijn familieleden teelden en telen hoofdzakelijk groenten onder glas. Echter, de relevante ontwikkelingen van de sierteeltsector komen wel degelijk aan bod in het boek. De sterke opkomst van de sector bijvoorbeeld in de jaren zeventig. Verder is de glastuinbouw als een grote familie te beschouwen. De ondertitel op de cover, een familiegeschiedenis, is in die zin enigszins misleidend. Het is eerder een geschiedenis van een familie in de tuinbouw.”

Was het zwaar om deze geschiedenis op te tekenen?

„Ik heb het schrijven als een enorme verantwoordelijkheid gevoeld, misschien wel te zwaar opgenomen. Sowieso heb ik gewaakt voor opinie. Natuurlijk maak je als schrijver bewust keuzen, maar ik heb getracht alles beschrijvend weer te geven en vrij van meningen en niet zelf ingekleurd. Dit is wellicht de reden dat één boekrecensie vrij negatief was door te stellen dat de personen in het boek zich te weinig ontwikkelen.”

Welke lessen zijn door jonge ondernemers uit het boek te leren?

„Dat ze hun eigen tijd relativeren. De wereld verandert continu en vergelijken met het verleden is weleens zinvol. En ik zou zeggen durf te innoveren, onorthodox zonder al te veel stil staan bij eventuele risico’s. Daar zijn de echte grote innovaties uit voortgekomen zoals telen op substraat en biologische bestrijding. Hedendaagse innovaties vallen daarmee in het niet. En besef wat voor rijkdom een verenigd Europa de sector heeft gebracht. De Brexit is echt een stap terug en echt geen fijn vooruitzicht, zeker niet voor de sierteeltsector.”

Welke parallellen zijn er met de hedendaagse glastuinbouw te trekken?

„De kracht van een goede tuinder is timing. Weten wanneer welke beslissingen moeten worden genomen. En vooral zorgen dat processen binnen de kas goed op orde zijn. Ik weet dat een hedendaagse ondernemer het niet alleen meer redt met groene vingers. Bij goed ondernemerschap komt tegenwoordig meer kijken, maar die staat of valt bij het telen van kwalitatief goede producten.”

Je wil met het boek jouw fascinatie voor de tuinbouw delen met een breder publiek. Ben je daarin geslaagd?

„Ja en nee. Uit de respons op mijn boek mag ik concluderen dat ik daar aardig in ben geslaagd. Het heeft  echter nog geen naam gemaakt à la Geert Mak. Dan zouden er wel meer boeken over de toonbank gaan. Ik ben al blij met de tweede druk.”

guest
0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties