‘Bos- en haagplantsoen heeft urgenter probleem dan essentaksterfte’

Bos- en haagplantsoenkwekers maken zich niet druk om essentaksterfte. Ze zullen dan ook niet meebetalen aan vervolgonderzoek naar de ziekte, meent Bart Faassen, voorzitter van de LTO-Cultuurgroep voor bos- en haagplantsoen.

Volgens Faassen heeft de bos- en haagplantsoenteelt een veel groter en urgenter probleem: een onkruidprobleem. „Door de heretikettering van middelen, en door de te late vrijstelling dit jaar van Basamid, kunnen we in Nederland niet meer legaal zaailingen kweken. Het is zeer onzeker of onze beroepsgroep het hier gaat overleven. We moeten naar het buitenland.”

Vanwege de strenge Nederlandse regelgeving zaait een aantal kwekers al in landen als Engeland, Duitsland, Polen en Hongarije. Faassen is bang dat als de Nederlandse zaailingenteelt volledig naar het buitenland verdwijnt, dat andere teelten ook weggaan. „De zaailingenteelt is immers de kraamkamer voor andere teelten.”

Bos- en haagplantsoenkwekers zouden wel kunnen meebetalen aan essenonderzoek, aldus Faassen. „Veel bedrijven hebben de afgelopen jaren tamelijk gezond gedraaid.”

Maar nu de zaailingenteelt naar het buitenland verdwijnt, voelen kwekers zich volgens Faassen niet meer zo betrokken bij dit onderzoek. „We hebben onderzoekers altijd gewezen op Europees onderzoek en voelden ons, als grootste producent in Europa, verantwoordelijk voor het meebetalen aan onderzoek.”

Er is geen economische reden om mee te betalen. „We kweken wat de markt vraagt, en als dat nu elzen zijn in plaats van essen, dan kweken we elzen.”