De bloembol is nog een ‘black box’, zei prof. Richard Immink op 13 november bij de aanvaarding van zijn ambt als buitengewoon hoogleraar Fysiologie van bloembollen aan Wageningen University.
Als Nederland zijn eerste plaats in de wereldhandel in bollen wil behouden, moet zij volgens Immink wetenschappelijke kennis rond de bloembol vergroten om zo te komen tot bijvoorbeeld een veel duurzamere bollenteelt. Essentieel daarvoor is fundamenteel onderzoek naar het fysiologisch proces binnen de bol. Dit zei prof. Immink in zijn inaugurele rede Plant Physiology and Flower Bulbs 2.0.
Hij stelde tevens dat de vooral kleine bollenbedrijven geen krachtige onderhandelingspartner zijn tegenover andere marktpartijen en ook nauwelijks in staat zijn om innovatieve ontwikkelingen te stimuleren. Bovendien vraagt het buitenland wel om goede en vooral kiem- en ziektevrije bollen, terwijl deze landen ook zelf bollenproducent worden. Al die factoren maken, aldus Richard Immink, dat de winstgevendheid onder druk staat en dat daardoor nog weer minder wordt geïnvesteerd in innovatie.
Binnenste van de bol
Om die negatieve spiraal te doorbreken zal de fundamentele kennis van de fysiologische processen in de bloembol een flinke sprong moeten maken, meent Immink. Tot nu toe was het onderzoek vooral praktisch gericht, en met name bij tulp is het veredelingsproces nu nog zeer tijdrovend.
Immink wil zich met zijn onderzoeksgroep, met kennis van DNA-technieken, vooral richten op het versnellen van het veredelingsproces van bloembollen. Bovendien is het, vindt hij, zeer noodzakelijk dat de sector veredelaars krijgt die deze technieken beheersen. Allereerst moet bekend worden hoe temperatuur de bloei reguleert en zorgt dat de bol in het voorjaar een bloem voortbrengt. Vervolgens wil men weten waarom een tulpenzaadje er vijf jaar over doet om een bloeiende bol te vormen en vervolgens jaarlijks maar voor twee of drie bollen zorgt.
Dr.ir. Richard Immink is in 2012 benoemd tot buitengewoon hoogleraar Fysiologie van bloembollen aan Wageningen University. Zijn leerstoel wordt voor de helft gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken, voor een kwart door de Topsector Flowers & Foods en voor een kwart door Wageningen University zelf.