Schenken

Elk jaar lijken er wel meer te komen. Goede doelen.

Ze komen bij hem langs met een collectebus. Tot in november aan toe. En hij vindt ze tussen de post. Bedelbrieven die een gevoelige snaar proberen te raken. Zeker zo vlak voor kerst. Best lastig af en toe.

Niet dat hij niets voor een ander over heeft. Want dat heeft hij zeker wel. En kanker, reuma, MS, lepra en noem het allemaal maar op, je zal het maar krijgen. Hij kent genoeg voorbeelden in zijn familie- en kennissenkring. Dus onderzoek naar oplossingen voor ziektes, prima. En dat je vluchtelingen helpt, of mensen die zijn getroffen door natuurrampen, uiteraard. Maar hoeveel kan een mens in z’n eentje aan?

Als gezin sponsoren ze een meisje in Afrika. Elke maand maken ze een bedrag over waardoor ze naar school kan. Kijk, dan heb je echt het gevoel dat je helpt. Al blijft het natuurlijk wel op afstand. Een echte band krijg je niet. Brieven schrijven? Nee, daar zijn ze nooit aan begonnen. Hij opperde eens lachend dat het een mooi beginnetje is voor een bloemenkwekerij in Kenia, maar zijn vrouw drukte dat meteen de kop in. Die kan haar eigen familie niet missen. ’Het was maar een geintje joh.’

Hij bekijkt de stapel acceptgiro’s voor hem nog eens een keer. Allemaal een klein beetje? Of een paar uitkiezen voor een groter bedrag en de rest niks? Maar wie dan wel en wie niet? Ja, opsparen is handig, maar het maakt de keuze niet gemakkelijker. Hoogstens dat je de goede doelen die vaker om geld vragen er direct tussenuit kunt gooien.

Hij is ook weleens benaderd om met zijn tuinderij een actie of een goed doel te sponsoren. ’En dan komt u met naam en toenaam in ons blad te staan als een van de bedrijven die ons steunt!’ Maar dat hoeft voor hem niet. Stel je voor dat mensen denken dat hij het daarom doet. Om er zelf beter van te worden. Hij kent ze, de bedrijven die met veel aplomb grote cheques overhandigen. Da’s niets voor hem. Dan toch liever maar die worsteling met de acceptgiro’s.

Zo, de keus is gemaakt. Het goededoelen-opspaardoosje is leeg. Zijn jongste zoon komt de kamer in. ’Pap, hebt u nog iets over voor het goede doel?’ Fronsende wenkbrauwen. ’Een sponsorloop?’ Twinkelende ogen. ’Nee, vuurwerk!’