Een magische reis

Hier sta ik dan. In een verstild magisch sneeuwlandschap. De zon spreidt zijn diffuus licht door het bos. Miljarden ijskristallen glinsteren me als diamanten tegemoet. Ranke stammen wijzen loodrecht naar de hemel. Ik ben in Lapland.

Vanmorgen hesen we ons in zware arctic overalls. Het is min twintig en dat moet je niet onderschatten. Op snowshoes, een soort tennisrackets onder je schoenen, gaan we naar een hut in de wildernis. Tweehonderdzeventig graden pal west.

En zo gaan we met zijn vieren op pad. In eerste instantie heuvel-op. Met het kompas loop ik voorop en baan het pad. Ik probeer te focussen op een boomtop in de verte, maar dat is niet makkelijk. Alles lijkt op elkaar. Veel naaldbomen van spar en den, afgewisseld met berk.

„Volgens mij moeten we meer zuidwaarts.” Mijn reisgenoot kijkt me strak aan vanonder zijn bivakmuts. „Ik denk dat we teveel noordelijk zitten.” Ik kijk om me heen: niets dan sneeuw en bomen. We zijn dik twee uur onderweg en de hut kan niet meer ver weg zijn. „Als we nu afbuigen kunnen we verdwalen” Ik meen het.

We gaan door, maar de spanning is voelbaar. Lopen we nog wel goed? Het landschap komt ineens heel bedreigend op me over. Angstig. Ik besluit me te concentreren op mijn ademhaling. Ondanks mijn gehijg, word ik me bewust van mijn angst die voelbaar is in mijn nek. Ik adem in en uit en voel de spanning, die daardoor minder wordt. Geconcentreerd op mijn innerlijk ben ik me des te meer bewust van alles om me heen. Een diep respect overvalt me.

„We gaan stoppen, we gaan terug!” Weer die reisgenoot. Even wil ik protesteren, maar ik besef dat dit geen zin heeft. We volgen onze spoor terug naar onze lodge waar we moe maar voldaan aankomen. Een magische reis.