VNO-NCW en MKB-Nederland verwelkomen de oplossing van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om onbedoelde effecten af te wenden van de nieuwe ontslagregels in het geval van tijdelijke krachten en seizoenwerkers. Asscher beperkt de terugwerkende kracht van de wet.
Sectoren waar veel met seizoenkrachten wordt gewerkt, zouden zwaar worden getroffen door de nieuwe regels rond de transitievergoeding. Tot op heden gold dat werkgevers een periode van drie maanden konden aanhouden tussen twee contracten voor tijdelijke krachten. Onder de nieuwe regelgeving, vanaf 1 juli, wordt dat zes maanden. Deze regeling zou met onbeperkte terugwerkende kracht ingaan.
Volgens VNO-NCW en MKB-Nederland zou dit leiden tot disproportioneel hoge kosten voor werkgevers, die daar bovendien niet op hadden kunnen anticiperen. Hierdoor zouden nieuwe seizoencontracten voor vele seizoenwerkers in gevaar komen.
Het nieuwe voorstel van Minister Asscher zal de terugwerkende kracht beperken. Dat voorkomt in belangrijke mate dat bestaande seizoencontracten onder druk komen te staan en werkgelegenheid verloren gaat.
Ontoereikend
LTO Nederland noemt de overgangsregeling ontoereikend. „Werkgevers blijven opgezadeld met een enigszins gematigde transitievergoeding. Die kan echter nog steeds oplopen tot bedragen in de orde van €30.000 tot €100.000 als ze dit jaar opnieuw een contract aangaan met medewerkers die ook in de voorgaande seizoenen bij hen werkzaam waren”, aldus een verklaring van LTO.
Ook naar de toekomst toe biedt het voorstel volgens LTO weinig of geen soelaas voor de langere seizoenovereenkomsten. De regel is dat na twee tijdelijke dienstverbanden het derde contract er een is voor onbepaalde tijd wanneer de contracten elkaar met een tussenpoos van ten hoogste zes maanden opvolgen.
Voor seizoencontracten van acht tot negen maanden betekent dit dus dat het derde contract ook voor onbepaalde tijd is. LTO stelt vast dat werkgevers in de praktijk het derde contract zullen mijden.