Van Nootka tot verrucola

Weet u waar Nootka ligt? Tot voor kort ik niet. Maar sinds ik voor school de lijst met soortnamen aan het doornemen ben, weet ik dat het voor de westkust van Canada ligt, vlakbij de stad Vancouver, dat er nog inheemse indianen wonen en dat de naam is afgeleid van hun taal. En last but not least dat de Chamaecyparis nootkatensis er blijkbaar vandaan komt.

Weet u trouwens waar een bunzing naar ruikt? Ik niet, ik weet dat het dier berucht is vanwege zijn stank, neem alleen al het gezegde stinken als een bunzing, maar waar het dier naar ruikt, geen idee. Wat ik inmiddels wel weet, is dat de naamgevers van Lamiastrum galeobdolon blijkbaar vonden dat deze dovenetel stinkt naar het dier, want galeobdolon wil zeggen dat de plant een bunzingstank verspreidt, aldus de reader.

De soortnamen vertalen van Latijn naar Nederlands, en andersom: niet iedereen uit mijn jaar vindt het leuk. Ik wel. Ten eerste kan ik mijn taalgevoel in de strijd werpen – veel van de namen kun je herleiden via het Engels of Spaans (neem tremula, splendens of verrucola, of formosa, blanda en quinquefolia) – en ten tweede vertellen ze inhoudelijk iets over de eigenschappen van de plant. Neem de bovenstaande voorbeelden, maar ook soortnamen als palmatum (handvormig), paniculata (pluimvormig) of nemorosa (bosbewonend) uit Acer palmatum, Hydrangea paniculata of Salvia nemorosa.

Reticulata?
Bij de vertaling van sommige soortnamen tast ik overigens ook volledig in het duister. Met reticulata als in Iris reticulata als meest vreemdsoortige naam. De vertaling luidt ’nietvormig getekend’, daar kan ik geen chocola van maken. Ik kom niet verder dan dat reticulata staat voor ’nietig, klein’, vanwege het kleine postuur van deze vroegbloeiende Iris. Misschien weet u het?